'De teloorgang van de kleine boer doet mij veel pijn'
Noël Sap wist al op zijn veertiende dat hij veearts zou worden. En toch is zijn grootste levensdoel: ‘mensen graag zien en graag gezien worden’. Hij kan terugblikken op een rijk gevulde carrière en hij is de mensen daar ook oprecht dankbaar voor. Al bloedt zijn hart bij de teloorgang van de ‘kleine boer’.
Noël Sap is op 21 februari 1951 aan de schreve geboren, op de wijk het Doorntje in Houtem. Maar als kind heeft hij school gelopen in Leisele. Hij zat daar de laatste jaren bij meester Jerome Degheele, die tevens schoolhoofd was. “Wekelijks moest ik voor meester Jerome een bak poater halen in het café van Wulleman op de Geldzak” herinnert Noël zich. “En Jerome dronk dan elke dag een poater tijdens de speeltijd…”.
En in de klas stond meester Jerome altijd vooraan te huppelen op de trede met… een sigaar in de mond. Toch is Noël vol lof, want “Jerome was wel een heel goeie meester”. En één keer in de week kwam kapelaan Luciaan Arryn, een beer van een vent, naar de klas om godsdienstles te geven. Tijdens een van die lessen voelden de kinderen zich plots onwel worden. “Toen de speeltijd begon, gingen we naar buiten en door de overgang van warm naar koud robbelde daar de ene na de andere ondersteboven. Van de veertien leerlingen lagen er negen op de grond. Dr. Rathé werd er direct bijgehaald en hij stelde vast dat we een koolstofmonoxidevergiftiging hadden opgelopen. We kregen meteen een dop ether onder onze neus geduwd.”
Kwaad
Na de lagere school trok Noël naar het Bisschoppelijk College van Veurne. Hoewel hij in het naburige Houtem woonde, zat hij toch op internaat. “Daar is de basis gelegd voor mijn latere leven”, zegt Noël. “Af en toe hielden de surveillanten een speech die door merg en been ging. Ik hoor nog altijd de woorden van surveillant Desmet: ‘Mensen graag zien en graag gezien worden is de grootste rijkdom die er bestaat’. Die levenswijsheid heb ik mijn ganse leven meegedragen.”
Noël keek enorm op naar veearts Jef Dewulf uit Leisele. Op zijn veertiende wist hij al honderd procent zeker: ‘ik wil ook veearts worden’. “En ik ben daar nooit meer van afgeweken”, zegt Noël. Maar vader Sap was minder opgetogen met de studiekeuze van zoonlief. “Weet je wat mijn vader zei? ‘Veearts? Jongen, studeer voor schoolmeester. In twee jaar ben je er van af en je zal geld verdienen. En nu, wij als kleine boeren, zes jaar betalen voor die studies en na zes jaar: hoe zul je dan aan de kost geraken?’ Ik had hem in zijn leven nog nooit zo kwaad gezien.”
“Vader voerde mij naar Gent. Het enige wat hij zei: ‘ik hoop dat ik je binnen zes jaar mag komen terug halen’. En poef de deur dicht. Hij was nog altijd bitter. Zes jaar later heeft hij mij kunnen terug halen… als dokter in de dierengeneeskunde. En ik vergeet jamais dat rector André Devreker zelf mijn diploma uitreikte. Devreker (foto) was een gekende familie uit Leisele. Hij kwam direct naar vader en moeder, allebei heel eenvoudige mensen, om hen proficiat te wensen. Mijn vader stond te wenen als een kind, van wat hij daar meemaakte.”
Studententijd
Die zes jaar in Gent zijn volgens Noël voorbij gevlogen. “In het eerste jaar ben ik geen enkele dag van mijn kot weg geweest en in mijn laatste jaar geen enkele dag niet van mijn kot weg geweest. In het eerste jaar waren er van de 240 ingeschreven studenten amper 59 geslaagd. En in het laatste jaar zat ik in het praesidium van de studentenclub en moest ik alleen nog stage lopen. Er was één groot probleem: we waren zo gehecht aan elkaar dat bijna iedereen zijn lief kwijt speelde in dat laatste jaar. De vrouwtjes wilden ons allemaal in een bepaalde richting duwen, maar dat ging niet want we waren te veel maten onder elkaar.”
De opleiding tot dierenarts aan de universiteit is volgens Noël niet meer te vergelijken. Nu is het aantal vrouwelijke studenten opgelopen tot 83 procent en amper 5 tot 10 procent is nog van boerenafkomst. In onze tijd waren er amper 4 meisjes op 110 studenten en zeker 80 procent was zoon van een boer, een dierenarts of een veehandelaar. Iedereen had thuis contact met dieren. Nu is het een meisjesstiel geworden.”
Tijdens de vakanties moest Noël van zijn vader gaan werken. “Vanaf mijn achttiende heb ik rondgetjoold met een pikdorser van het loonbedrijf Wullen uit Leisele. Ik herinner me nog altijd hoe dierbaar en dankbaar de mensen waren. Uit nostalgie heb ik die pikdorser teruggekocht en helemaal in orde gezet.”
Kasteel van Fortem
Na zijn legerdienst in Soest is Noël Sap in 1977 als veearts in Alveringem begonnen, in een heel klein huisje in de Rozendaalstraalstraat waar de moeder van Gerdy Chaerel nu nog woont. “We kregen daar zelfs geen twee bedden binnen, één moest er op de grond slapen. Ik ben hier vrij snel op dreef gekomen. De plaatselijke veearts Willy Demyttenaere was hier net gestopt. Bovendien was ik van een buurgemeente en kende ik veel mensen. Veel boeren waar ik als student de oogst afreed, belden mij spontaan om een bende varkensbiggen te ringen of een kalving te doen.”
“Daarna heb ik op het dorp nog in een appartement boven de Kredietbank, nu KBC, gewoond. Dat was in de tijd dat de stoffelijke resten van kapelaan Cyriel Verschaeve in het geheim vanuit Oostenrijk naar Alveringem werden overgebracht en herbegraven op het kerkhof. Tijdens de beruchte herdenkingen zat mijn appartement vol met gendarmes en BOB’ers om de boel in de gaten te houden. Mijn woning was precies een militair kamp.”
Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt het kasteel een tijdlang ingericht als hoofdkwartier van een Belgische legerafdeling. Zelfs koning Albert en de Franse president Poincarré zijn er op bezoek geweest. “In de buurt van het kasteel was er een munitiedepot. Die is op een nacht ontploft. De olmen aan de kant van Fortem zitten trouwens nog altijd vol met stukjes metaal van die oorlogsmunitie.”
In 1983 Noël koopt het kasteel van Fortem aan de Vrije Universiteit van Brussel. Het kasteel stond al sinds 1934 leeg. “Ik zal niet vertellen in welke staat het domein zich bevond. Onze buurman, een veehandelaar, was hier een koe verloren en ze hebben die de eerste dag niet terug gezien. Niemand kon bij die koe geraken. Zo’n moeras was dat hier. We hebben eerst drie camions vol met omgevallen bomen weggevoerd en dan geleidelijk aan met de oude stenen van het kasteel een nieuw huis gebouwd. Van Monumenten en Landschappen moesten we zoveel mogelijk materiaal van het oude kasteel hergebruiken.”
In 1983 Noël koopt het kasteel van Fortem aan de Vrije Universiteit van Brussel. Het kasteel stond al sinds 1934 leeg. “Ik zal niet vertellen in welke staat het domein zich bevond. Onze buurman, een veehandelaar, was hier een koe verloren en ze hebben die de eerste dag niet terug gezien. Niemand kon bij die koe geraken. Zo’n moeras was dat hier. We hebben eerst drie camions vol met omgevallen bomen weggevoerd en dan geleidelijk aan met de oude stenen van het kasteel een nieuw huis gebouwd. Van Monumenten en Landschappen moesten we zoveel mogelijk materiaal van het oude kasteel hergebruiken.”
In zijn nieuwe huis in Fortem is hij dan in 1985 met zijn landelijke praktijk gestart, eerst voor varkens, schapen en runderen. Maar na twintig jaar behandelde hij uitsluitend nog runderen omdat de praktijk te groot werd. “De mensen komen met een hond of een kat, maar net op dat moment krijg je een oproep voor een dringende keizersnede. Je maakt je nerveus omdat je dringend weg moet en zo is iedereen miscontent. Je kunt die dingen niet combineren. Dan heb ik de knoop doorgehakt en nog uitsluitend runderen gedaan. Al mijn andere cliënten heb ik naar collega’s doorgestuurd.”
Noël heeft zich direct thuis gevoeld in Fortem. “Als ik ’s nachts demarreerde en mijn auto wilde niet starten… dan stonden de buren al klaar met startkabels nog voor ik goed en wel uit de auto was gestapt. Kwam er af en toe al eens een haas onder mijn auto terecht, dan belde ik aan bij mijn buurman, zelfs om drie uur ’s nachts, en binnen de dertig seconden ging die deur open. ‘Hier je beestje’ en dat was geklonken. En dan bracht die buur één keer in het jaar een lekker klaargemaakte haas.”
Zonder broek
Noël heeft in zijn carrière ook veel stagiaires begeleid. Negentien studenten uit het laatste jaar hebben enkele maanden met Noël opgetrokken. “Ik heb er ooit één uit de beerput moeten halen. Ik kon ze nog net vastgrijpen want ze was heel snel in de beer aan het wegzakken. We hebben ze met de hoge drukspuit wat afgespoeld, in plastiek gewikkeld en naar huis gevoerd. Ik hoor haar moeder nog zeggen: ‘trek eerst maar al je kleren uit voor je naar binnen gaat’. Maar ik heb ook veel geleerd van hen. Jonge krachten zetten aan tot nieuwe initiatieven. En velen zijn nog altijd vriend des huizes, waaronder de vriendin van tv-presentator Karl Vannieuwkerke en twee meisjes van Izenberge, de Van Betsbrugges. Mijn laatste stagiair Tom Dewaele is hier gebleven en zet nu mijn praktijk verder.”
In de zomer van 1977 is Noël met zijn lief op Veurne kermis als hij wordt teruggeroepen voor een kalving bij een nieuwe klant in Alveringem. “In een houten stal staat een oud vrouwtje met aan de ene voet een groene en aan de andere voet een bruine laars. Ik vroeg om hulp, zij roept een onverstaanbare naam, en plots komt daar uit het stro een beer van een vent gekropen om te helpen trekken. En nog een beetje later komt er nog een madam van boven op het dilt langs het laddertje naar beneden om ook een handje toe te steken. Ineens zet zij haar voet tegen mijn ribbenkast. Ik voel nog altijd de pijn als ik er aan denk. Toen ik omkeek wat er gaande was, kon ik mijn ogen niet geloven: zij had geen broek aan…”.
En Noël heeft nog rare stoten meegemaakt. Op een winterse dag wordt hij opnieuw opgeroepen voor een kalving. “De stal stond in het midden van de weide. Het was putje winter en bitter koud. De beer liep tot over de rand van mijn laarzen. Ik wist eerst niet hoe er aan te beginnen. Maar toen legde ik een touw rond de pootjes van het kalfje en maakte die vast aan de auto. Ik sprong in mijn wagen en gaf volle petrol. Dat kalfje plofte daaruit en de boer… die zag ik niet meer… hij was helemaal in stront, van kop tot teen. Maar het kalf leefde…” (lacht)
Kleine boeren
Noël had van Alveringem tot aan de Clachoire in Leisele nog een dertiental cliënten. “Voor het ogenblik is er nog een ‘halven’. Al die kleine boerderijen zijn weggevallen. Dat doet mij enorm veel pijn. In de jaren 1970 had mijn moeder 35 zeugen, dat was al een varkensboerin in de tijd. Ik hoor ze nog altijd zeggen: ‘met mijn zeugjes kan ik gans het gezin laten leven’. Dertig, vijfendertig jaar later hebben ze 350 zeugen en ze kunnen er niet van leven, ze moeten nog iets bij doen. De vrouw des huizes moet nog gaan werken… Het is spijtig voor de landbouw dat ze die kleine boeren niet beter beschermd hebben.”
“Als we vroeger een kalving deden bij de mensen, dan waren zelfs de buren er bij om te helpen. Achteraf werd er, vooral aan de Franse grens, nog samen een Ricardje gedronken. Als je nu een keizersnede moet gaan doen, sta je er alleen voor. De boer heeft de tijd niet meer om er bij te blijven. Ik ken een boer die wou investeren in een nieuwe stal voor honderd koeien. De bank wilde alleen een lening geven als hij tweehonderd koeien hield. Maar in ruil moest hij wel zijn eigendom in pand geven. Ik vind het zo triestig dat de mensen niet meer kunnen werken met hun eigen kapitaal. Een boerderij is een grote fabriek geworden.”
Razende stier
De stiel is volgens Noël enorm geëvolueerd. “Wij zijn nog begonnen als echte boerenikspèèrs, er was geen papiererie. Maar nu is de veearts bij zijn vertrek al op zijn computer aan het tokkelen. Ze maken de dag van vandaag meer spel van een koe die antibiotica krijgt dan een mens. Waarmee zijn we eigenlijk bezig?”
Zo heeft Noël ook vragen bij vele dierenactivisten. “Dat die gasten eens komen tonen hoe zij een razende stier uit de stal kunnen jagen zonder de stok te hanteren. Ik denk dat ze veel sneller buiten zullen zijn dan de stier. Hebben zij trouwens al eens gezien hoe een buizerd een jonge haas pakt? Of beter gezegd: hoe hij het beestje kapot maakt en zelfs de ogen uitpikt. Dat is pas echt crimineel. Die haas schreeuwt als een mens die de keel overgesneden wordt. Dat gaat ook bij mij door merg en been. Gaan ze dat ook verbieden? Die haas leeft toch ook graag.”
Noël heeft een verdovingsgeweer en is al meerdere keren opgeroepen om tussen te komen bij dolle beesten. “In Diksmuide werden de beesten gewogen in het café van Koarel Poater aan het station. Op een zaterdag werd ik opgebeld dat er een stier losgebroken was. Toen ik daar aankwam, was de school net afgelopen en stonden er meer dan honderd kinderen. Ik kon daar onmogelijk op die razende stier schieten. Dat was veel te gevaarlijk. Uiteindelijk hebben we het beest kunnen pakken in het zwembad. De stier is door de glazen deur gelopen en is in het zwembad beland. Dan hebben we een koord rond zijn nek gedaan en uit het zwembad gehaald…”
Niets is volgens Noël gevaarlijker dan een razend beest. “Dat weet niet waar het uitkomt. Ik ben eens opgeroepen geweest door een boer uit Woumen die aangevallen was door zijn eigen stier. Toen ik daar arriveerde, was hij nog 5 à 10 cm hoog, niet meer. Hij was totaal platgedrukt. En zo hebben we ieder jaar accidenten met beesten. Het komt zelfs steeds vaker voor. In de landbouw schakelt men meer en meer over naar vreemde rassen, die veel meer in kudde leven. Haal jij één beest uit de kudde, dan worden de anderen wild. Ze zijn veel moeilijker in de omgang.”
Aan de telefoon gekluisterd
Noël is getrouwd met Ria Patfoort uit Alveringem. “Vrouw zijn van een veearts was destijds niet gemakkelijk”, beseft Noël maar al te goed. “Je zat dag en nacht aan de telefoon gekluisterd. En ’s avonds was je bijna altijd alleen. Want wanneer belt de boer: ’s avonds als hij gedaan heeft met melken. Of als je wil gaan slapen, want net dan gaat die koe kalven. En dat is zeker zo’n driehonderd dagen op een jaar. Mijn vrouw kon mij ook niet altijd bereiken, want niet iedereen had toen telefoon. Als ik op bepaalde plaatsen een borstel met een dweil tegen de gevel zag staan, dan wist ik dat ik naar mijn vrouw moest bellen omdat er een nieuwe oproep was binnen gekomen. Dat is allemaal veranderd met de opkomst van de gsm in de jaren 1990. Dat was een wereld van verschil.”
“Het was een groot voordeel dat ik veel cliënteel had rond de kerktoren ”, zegt Noël. Maar dit belet niet dat hij veel gezien heeft, ook veel miserie. “In al die jaren heb ik zeker een tiental zelfdodingen meegemaakt. Als veearts ben je er onrechtstreeks bij betrokken, net omdat je er zo vaak langs gaat. Ik heb altijd geprobeerd om mensen met problemen met raad en daad bij te staan. Ik had ook een zeer goed contact met de huisarts. Als ik zag dat er iets gaande was, dan verwittigde ik de dokter. En dan ging hij eens een kijkje nemen. Je krijgt daar veel dankbaarheid voor terug.”
“Het ergste wat ik meegemaakt heb in mijn leven was mijn buurjongen die ik zag verongelukken aan de Nieuwe Herberg. En dat ik dan naar de ouders moest om dat verschrikkelijke nieuws mee te delen. Voor mezelf heb ik een heilige schrik van dementie. Ik heb het meermaals meegemaakt, ook in mijn eigen familie. Mijn zus had jong dementie. Zij is elf jaar ziek geweest. Dat is levend begraven worden.”
Dorpskermis
Gelukkig is het niet al kommer en kwel maar ook veel vriendschap, leute en plezier. “Ik ben nog altijd enorm geïnteresseerd in de dorpskermissen”, zegt Noël. “Ik ga daar nog altijd naar toe. Ik begin in Hoogstade en daarna ga ik achtereenvolgens naar Alveringem, Houtem en Leisele om een pintje te drinken met de gewone mensen. En vroeger, als die kermissen gedaan waren, dan dacht ik: de winter mag beginnen. Ik ben weer klaar om maandenlang dag en nacht te werken.”
In december 2015 hing Noël zijn schort aan de haak, na 38 jaar dienst. Al blijft hij voor zijn plezier nog een paar “oude boertjes” bedienen en springt hij af en toe nog eens bij in de dierenartspraktijk Den Yzer van zijn opvolger. “Ik leefde voor mijn werk”, zo overschouwt Noël zijn rijk gevulde carrière. “Ik heb het altijd zeer graag gedaan en heb tot op het einde een schone praktijk kunnen houden. Daar ben ik heel fier op en ik ben de mensen daarvoor ook enorm dankbaar. Nu kunnen we onze dagen slijten in het bos van Fortem en doen wat we graag doen…”